Mens/Onmens.
Ik las ergens op Twitter dat Bas Heijne, schrijver van het essay ‘Mens/onmens’ verbaasd was dat zijn boek zo grif gekocht werd. Mij verbaast dat helemaal niet. Hij raakt in zijn essay zo de kern van de huidige polemiek in de samenleving en dat op een heldere manier — waarbij hij je via kleinere hoofdstukken ook nog eens slim meeneemt in zijn gedachtegangen — dat het boek een verademing is om te lezen. Rust. Ver(der)gezichten. Het ontknopen van dat wat een onontwarbare kluwen lijkt. Het essay kent drie stukken waarbij ik voor nu vooral richt op het laatste, Mens/Onmens.
In dat stuk beschrijft o.a. de Bergrede die Jezus gehouden zou hebben tegenover een grote groep mensen. Eigenlijk was dat geen berg, maar een schuine helling, een heuvel vlakbij Jeruzalem. Een mooie plek waar iedereen overzicht had en toch genoeg beschutting om eens goed te luisteren naar wat deze nieuwe leraar te vertellen had. In mijn boek ‘Ertoe doen’ haal ik Bas Heijne en zijn redevoering over de Bergrede die hij op 4 november in de Bergkerk in Amersfoort uitsprak, aan.
‘Het eerste deel van de Bergrede van Jezus kun je lezen, ook, of misschien juist, als je zoals ik niet christelijk bent, als een opdracht tot extreme zelfontzegging. Alle dingen die een mens van nature het liefst zou vermijden, pijn, verdriet, vervolging, het mikpunt zijn van hoon en spot, worden hier als essentieel gepresenteerd. Dat waar je instinctief voor terugschrikt, moet je, zo wordt ons voorgehouden, juist opzoeken. Verlies jezelf, zegt Jezus, breek je ego af. Juist de ervaringen die ons het meest pijn doen en ellende bezorgen, zijn de ervaringen die ertoe doen, die ons bewust maken en ons in staat stellen inzicht in onszelf en de wereld te krijgen. Niet dat ze ons niet zullen beschadigen, ons leven lang pijn kunnen blijven doen. Maar het is niet zo dat ze daarom niet van waarde zijn. Integendeel.’
De Bergrede van Jezus is brandstof gebleken voor veel sociale bewegingen — binnen en buiten het Christendom — om gelijkheid, rechtvaardigheid en mededogen te prediken voor alle mensen. In de Bergrede komen ook de acht zogenaamde zaligsprekingen voorbij.
1. Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel
2. Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden
3. Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten
4. Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden 5. Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
6. Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien
7. Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden
8. Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel
Het zijn acht uitspraken waar Bas Heijne van zegt dat je er misschien voor terugschrikt, want het zijn gedragsregels die vragen om een diep persoonlijke inzet. Je kunt er moeilijk mee marchanderen, zeg maar. Het zijn regels over mededogen geven en mededogen vragen. Bas Heijne vervolgt dan: ‘Het probleem met zulke boodschappen is dat ze, ondanks hun radicale inzet, zo gauw zoetsappig worden. Het is zo gemakkelijk ze met de mond te belijden, zonder dat ze impact hebben op ons gedrag. Het is gewoon te veel gevraagd, mijn ego laat zich niet zomaar afbreken!’
In de hele Bergrede spreekt Jezus over iets dat nu de ‘Gulden Regel’ is gaan heten: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hen ook aldus.’ (Mat.7:12) Deze uitspraak komt namelijk in bijna elke cultuur en elk geloof voor, vandaar dat idee van de Gulden Regel, een regel om een mens te zijn voor en met elkaar.
Logisch dat Bas Heijne dan zegt: ‘Ik zie de Bergrede niet zozeer als een aanbeveling voor goed leven, of zelfs als een ethische opdracht die ergens in een andere wereld dan deze beloond zal worden met zaligheid, maar eerder als een existentiële aansporing. Socrates zei dat het leven dat niet onderzocht is, niet waard is om geleefd te worden. Jezus, zoals ik zijn woorden interpreteer, lijkt te zeggen dat een mens die het zichzelf niet moeilijk maakt, die niet tegen zijn eigen aandriften durft in te gaan, geen waardevol leven leidt. In extreme, tegendraadse betrokkenheid zelf ligt de betekenis van het menszijn.’
Dit laatste is het thema in het stuk ‘Mens/Onmens’. Waarbij het woord ‘broederschap’ in de overgebleven leus van de Franse revolutie — Vrijheid, gelijkheid en broederschap — het uitgangspunt is. In deze gepolariseerde samenleving waarin het klassieke liberalisme het onderspit dreigt te delven tegenover het conservatisme (rechterflank) en het socialisme (linkerflank) kunnen begrippen als vrijheid en gelijkheid nog wel ingebed worden in de discussies. Wat is onze vrijheid, wiens vrijheid? En gelijkheid, zijn we gelijk, wie is gelijk? Maar dan het woord broederschap. Broeder. Wat moeten we ermee? ‘Broederschap gaat over een relatie tussen mensen onderling. Broederschap gaat over de samenleving als gemeenschap, over een betekenisvolle relatie met anderen. Wanneer voelen mensen zich verbroederd of verzusterd? Welke maatstaf leg je daarvoor aan? Bestaat er een index van broederschap?’
Tegenover de enorme polarisatie waardoor onze samenleving alleen nog maar vanuit kampen met elkaar bevochten lijkt te worden, is er toch een tendens naar een next level meen ik te herkennen. Alle belangrijke maatschappelijke issues worden niet opgelost door naar elkaar te blijven wijzen en elkaar voor gek of erger te verklaren. Niet dat ik geloof in een middenweg, want dat zou een soort polderweggetje worden, een olifantenpaadje. Tussen these en antithese is er een synthese mogelijk. Misschien dat het woord broederschap daarna verwijst. Of beter nog die uitspraak van Jezus: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hen ook aldus.’ De Gulden Regel. Ik heb het goede (met jou) voor omdat ik wil dat jij ook het goede met mij voor hebt. Wat ons tegenhoudt is echter de angst schrijft Bas Heijne verderop en haalt daar Frans Kellendonk aan. Kellendonk (1951–1990), de te jong gestorven schrijver gaf ooit aan dat de angst voor elkaar voortkomt uit de mogelijkheid van zelfverlies. ‘Het is de angst voor de liefde, angst om samen te smelten, om jezelf te verliezen.’ Precies dat. Liefde, het goede doen, roept zoveel weerstand op, lijkt het, dat we liever de andere kant oprennen. Waarom? Omdat we onze onvolkomenheden gaan zien, omdat we onze eenzaamheid gaan voelen, omdat we ons verloren voelen zonder de ander en daar niet aan willen toegeven. Liever de stelling weer innemen. Het oude bekende patroon volgen. Hoe dit te doorbreken?
Bas Heijne heeft het even later in dit deel van zijn boek over constructies, de beelden in ons hoofd. De beelden van de anderen die ons alleen maar meer helpen afstand te nemen. Of een oordeel te vormen. Een veroordeling. ‘Altijd bestaat het gevaar dat het beeld tussen ons en de werkelijkheid komt te staan, dat het beeld onze ervaring van de werkelijkheid niet verdiept, geen inzicht verschaft, of zelfs de werkelijkheid volledig negeert.’
In een lezing in 2019 hoorde ik de filosoof en auteur van o.a. ‘Climate — A New Story’ Charles Eisenstein vertellen dat we in een omschakeling, een transitie zitten waarin ons idee dat wij de natuur kunnen beheersen voor altijd anders lijkt te worden. Niet langer meer zijn we de afgescheidenen van de rest van de natuur, denkend dat wij de kroon op het scheppingswerk van God zijn, maar onderdeel van het grote verhaal van de natuur. Daardoor krijgen wij een dienende rol als beheerder. Daardoor kunnen en moeten we ook vanuit liefde naar onze omgeving kijken omdat telkens als er iets sterft door ons toedoen er iets zal sterven in onszelf.
‘We need to clear the field,’ schrijft Eisenstein, we zullen een andere kijk moeten creëren om vanuit een nieuwe betekenis verder te kunnen. In het Spel dat we spelen als mensheid moeten we zoeken naar een nieuwe Plaats. Bas Heijne schrijft: ‘Ik beschouw de woorden van Jezus in Bergrede als een existentiële aansporing.(…)In die extreem tegendraadse betrokkenheid die Jezus in de Bergrede bepleit, ligt dan de echte betekenis van het mens-zijn. Een mens is nooit méér mens dan wanneer hij zichzelf geweld aandoet, wanneer hij tegen zijn eigen instincten van veiligheid en zelfbehoud handelt, wanneer hij zijn natuurlijke streven naar veiligheid, trots en roem eigenhandig onderuithaalt, wanneer hij zijn vijand tegemoetkomt en wanneer hij opzoekt wat jij haat.’
Het gaat hier wat mij betreft ook om de driehoek Spel, Speler, Plaats zoals ik die beschrijf in mijn boek ‘Het is tijd’. Allereerst het begrip ‘Spel’. Dat kun je vertalen als de situatie waarin je je bevindt. Je hele leven. Zelfs kun je het begrip ‘Spel’ zien als het verhaal van deze wereld, de omspanning van vele eeuwen waarin we met alle organismen die er zijn een eenheid vormen.
Binnen elk ‘Spel’ ben je ook een ‘Speler’. Je bent speler in dat spel, in dat verhaal. Je neemt deel aan het verhaal. Je handelt, je doet, je spreekt, je oordeelt. Maar: wie zijn we in dit spel? Om die vraag goed te kunnen beantwoorden is het derde punt van de driehoek cruciaal: de ‘Plaats’. Welke plaats nemen we in in het verhaal? Een simpel voorbeeld: als ik in het verhaal van mijn ouderschap niet de plaats inneem als vader, groeit mijn kind zonder een aanwezige vader op, ook al ben ik er wel bij. Ik heb dus mijn plaats niet ingenomen. Ik was er, schijnbaar, maar nam niet die plaats in zodat mijn kind mij kon zien als zijn/haar vader. Inzicht in dit systeem, deze driehoek, betekent ook dat we effectief kunnen onderzoeken hoe we omgaan met alle dreigingen om ons heen.
Als we, zoals Charles Eisenstein vertelt, in een opmerkelijke transitie zitten als mensheid die maar steeds een verkeerde kijk heeft op de rol van ‘Speler’ in een ‘Spel’ dat we maar beperkt, of zelfs eigenlijk helemaal niet kennen, nemen we ook een ‘Plaats’ in die ons niet toebehoort. Daardoor blijven we maar worstelen met de vraag wie we nou eigenlijk zijn en compenseren de leegheid, het hebben van geen zinvol antwoord, en daardoor het veroordelen van de ander.
In zijn boek eindigt Bas Heijne als volgt: ‘Wanneer wij ons niet inspannen ons daadwerkelijk in andere ervaringen dan die van onszelf te verplaatsen, ons daadwerkelijk in gedachtewerelden proberen in te leven die niet de onze zijn, als we niet bereid zijn tegen ons eigenbelang in te denken, onszelf te verliezen, zullen wij uiteindelijk zelf minder mens zijn. Onze eigen levens zullen dan even comfortabel als nietszeggend zijn. Die boodschap is in geen enkele tijd geriefelijk of geruststellend. In onze tijd is zij even radicaal als noodzakelijk.’
Ron van Es — School for Purpose Leadership